Suikerziekte bij hond en kat
Suikerziekte of diabetes mellitus is een vaak voorkomende aandoening die we vooral zien bij oudere honden en katten. Overgewicht en weinig activiteit zijn niet enkel bij de mens, maar ook bij onze huisdieren belangrijke factoren die een rol spelen. Lees hieronder meer over deze ziekte.Wat?
Diabetes mellitus is een aandoening waarbij de alvleesklier of pancreas niet genoeg insuline produceert óf waarbij er resistentie is voor dit hormoon én het dus zijn werking niet kan uitoefenen. Na een maaltijd wordt de pancreas gestimuleerd en geeft deze insuline vrij. Dit zorgt ervoor dat suikers, opgenomen via de voeding, vanuit het bloed in de lichaamscellen terechtkomen. Daar doen ze dienst als energiebron of worden ze als reserve opgeslagen. Bij suikerziekte blijven de suikers in het bloed en komen de lichaamscellen dus in energienood.Symptonen
Zaken die het meest opvallen bij suikerziekte zijn:- veel drinken
- veel plassen
- vermageren ondanks een goeie eetlust
- bij langdurige aanwezigheid kan cataract optreden, vooral bij de hond
- in een verder gevorderd stadium: sufheid, braken, anorexie en een algemeen slechte conditie
Risicofactoren
De levensstijl speelt ook bij onze huisdieren een rol bij het ontstaan van suikerziekte. Zo lopen dieren met overgewicht een hoger risico op het krijgen van de aandoening. Ook dieren die weinig activiteit hebben (bv., binnenhuiskatten) zijn voorbestemd. Men weet ook dat bij bepaalde rassen (bv., Retrievers) suikerziekte meer voorkomt. Het komt ook meer voor bij toenemende leeftijd (honden en katten van middelbare tot oude leeftijd). Ook bepaalde medicatie (bv., de pil bij de kat) kan suikerziekte veroorzaken. Suikerziekte komt meer voor bij teven dan bij reuen. Dit heeft te maken met een hormoon (progesteron) dat na elke loopsheid ontstaat én dat de werking van insuline teniet doet.
Diagnose
De diagnose wordt gesteld wanneer een te hoog suikergehalte (glucose) wordt vastgesteld via een bloedonderzoek. Bij katten kan de suikerspiegel door stress verhoogd zijn. Hier is het dan nodig een 2e bloedwaarde te bepalen om suikerziekte definitief te bevestigen.Behandeling
Over het algemeen kunnen honden en katten met diabetes goed behandeld worden. Het vraagt wel de nodige inspanning van de eigenaar om een dier met suikerziekte te verzorgen. De therapie bestaat uit:-Inspuitingen met insuline
Dagelijkse injecties van insuline door de eigenaar zijn noodzakelijk. Hiervoor bestaan speciale "pennen" die het injecteren praktisch en makkelijk maken. Bij de hond is een éénmalige injectie per dag nodig, bij de kat dient 2x/dag geïnjecteerd te worden. Héél belangrijk is regelmaat: de injecties dienen dagelijks op hetzelfde tijdstip te gebeuren, ná het toedienen van de voeding!
Bij start van de therapie zijn regelmatige controles nodig om de juiste insulinedosis te bepalen. Als eenmaal de juiste dosis gevonden is, kan het aantal controles worden afgebouwd. Toch blijven regelmatige controles belangrijk omdat de behoefte aan insuline kan wijzigen (door gewichtsverandering, ouderdom e.d.) en aanpassing van de dosis nodig kan zijn.
Belangrijk is alert te zijn voor suikertekort!! Dit kan gebeuren indien te veel insuline wordt ingespoten, uw dier te weinig voedsel heeft opgenomen, bij braken of diarree of na een grote inspanning. Het suikergehalte in het bloed kan dan te laag worden. Dit heeft vooral effect op de hersenen, aangezien suiker hun enige energiebron is. We zien dan sloomheid, rillen, trappelen met de poten en bewustzijnsverlies (stuipen). Indien u deze symptomen ziet, dient u zo snel mogelijk suiker toe te dienen: indien uw dier nog voldoende bij bewustzijn is, laat het dan eten. Indien dit niet meer lukt, kan u druivensuiker of suikeroplossing (glucose Baxter) op het tandvlees smeren. De piekwerking van insuline is 4u ná inspuiting: dan is dus de kans op suikertekort het grootst.